'De Carper' (1611)
Smalle Haven 3 en 4
De 16de-eeuwse cijnsboeken zijn niet geheel duidelijk wat betreft de bebouwing op de hoek van de Smalle Haven en de Visstraat. De geldophaler vermeldt 'beginnende aenden craen aenden Vischmerckt' en 'opposito iuxta craen' (aan de overzijde naast de kraan). Mogelijk bedoelt hij hiermee de eerste huizen aan de Smalle Haven. De cijnsbedragen zijn alleen in een geldbedrag uitgedrukt. Dit is verklaarbaar door het feit dat de hertogcijns hier pas na de opheffing van de stadsmuur is opgelegd. Omgerekend komt het cijnsbedrag neer op een perceel van ruim 6 m. Het onderhavige pand was iets breder. Voor de reconstructie van de 16de-eeuwse situatie gaan we ervan uit dat het innen van de hertogcijns bij dit huis aanving.
In 1520 moet de kuiper Eustachius Potter, daarna Willem Scaken betalen. Bij de zettingen in het midden van de 16de eeuw worden mr. Willem 'die barbyeer' en mr. Willem 'scaelmaker' vermeld. Eén van hen zal de bezitter Scaken zijn. In 1573 moet Jenneke Pieck 'inden craen' de cijns betalen, na haar de 'rector' Dominicus. In de eerste helft van de 17de eeuw wordt in het pand de gildekamer van de Kraankinderen gevestigd.
De twee huizen vormden samen één pand. Aan de rechterzijde was een inpandige steeg die naar het achtererf voerde. Deze poort wordt in 16de-eeuwse akten reeds vermeld. Het pand
| 475 |
omvatte kelders, drie bouwlagen en een dwarskap. De achtergevel was op de oude stadsmuur gefundeerd. De kelders die de tweedeling van het huis aangeven, waren vanaf de straat toegankelijk. Aangezien het pand in 1930 zonder voorafgaande documentatie gesloopt is, weten we er verder weinig over.
| 476 |
Literatuur
ANJ 15 (1572); MOSMANS, Oude namen van huizen en straten te 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1907) 761; VAN SASSE VAN YSSELT, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars of bewoners in vroegere eeuwen I-III ('s-Hertogenbosch 1911-1914) I 118.
A. van Drunen, 's-Hertogenbosch van straet tot stroom (Zwolle - Zeist 2006) 475-476